Het nieuwe migratiebeleid | ‘Ik wist niet eens dat dit land bestond’

Voor De Groene Amsterdammer | Publicatiedatum: woensdag 15 mei 2013

De maatschappelijke en politieke druk op het illegalendebat groeit. Maar zal er echt iets veranderen? Nederland is afgezakt naar een vorm van beleids-schizofrenie. En de invloed van de overheid op de toestroom blijkt beperkt.

Een paar mannen trappen een balletje midden in de Sint Josephkerk in de Scott-buurt in Amsterdam-West, een vluchtkerk waar zo’n 130 illegalen verblijven. Anderen eten, mijmeren wat voor zich uit of maken een praatje. De sfeer is berustend. De bewoners van de vluchtkerk zijn net terug van een demonstratie bij de ledenraad van de PvdA in Utrecht op zondag 12 mei, bijeengeroepen door partijleider Diederik Samsom om de omstreden strafbaarstelling van hun illegaliteit te bekrachtigen die hij was overeengekomen in het regeerakkoord met de VVD. ‘Rozen verwelken’, stond op een van hun spandoeken, verwijzend naar het symbool van de socialisten. ‘Principes ook.’ De demonstratie heeft niet echt geholpen: de ledenraad eindigde in een soort patstelling die kool en geit spaarde. Zij riep niet op de strafbaarstelling van tafel te halen, maar nam wel met grote meerderheid een motie aan waarin staat: ‘Illegaal verblijf mag niet worden aangemerkt als een misdrijf.’

Daarmee sloot de ledenraad aan bij het eerdere congres van de PvdA in Leeuwarden, waar een motie tegen de strafbaarstelling eveneens met grote meerderheid werd aangenomen. Samsom legde die motie echter naast zich neer. Later zei nota bene de VVD dat er over de strafbaarstelling te praten valt. Negentien illegalen in het detentiecentrum op de luchthaven Schiphol gingen in hongerstaking om hun vrijlating af te dwingen; na een week waren er nog twee hongerstakers over. De Nederlandse afdeling van Amnesty International verzamelt online handtekeningen tegen de illegalendetentie hier te lande onder het motto ‘Ik schaam me diep’.

Zal er echt wat veranderen?

Younis Omar heeft er een hard hoofd in. Hij geniet inmiddels enige landelijke bekendheid als woordvoerder van de illegalen in de Sint Josephkerk. Voor zijn eigen status maakt dat geen enkel verschil. Elf jaar geleden vluchtte hij uit de grensstreek tussen Noord- en Zuid-Soedan waar hij opgroeide; de burgeroorlog tussen de islamieten uit het Noorden en de christenen en animisten uit het Zuiden maakten het leven daar domweg te gevaarlijk. Hij verliet zijn land zonder paspoort. ‘Dat heb ik nooit gehad. Mijn familieleden evenmin.’ Per schip belandde hij in Nederland, bij toeval. ‘Ik wist niet eens dat dat land bestond, laat staan waar het lag.’ Volgens hem verging het de overige, ongeveer 130 illegalen in de Sint Josephkerk precies zo. ‘Het zijn allemaal zwarte Afrikanen’, zegt Younis. ‘Vooral uit Soedan, Somalië, Ethiopië en Eritrea.’ Maar ook uit West-Afrika, uit landen als Senegal, Mali en Ghana. ‘Voor zover ik weet heeft niemand hier vrienden of familieleden in Nederland. Wij staan er allemaal alleen voor.’

Gesprekken met enkele andere mannen in de vluchtkerk – zo te zien wonen er bijna alleen maar mannen – bevestigen die indruk. Een jonge Libiër is nu vijf maanden hier; hij bereikte Nederland over land, via Turkije. Nee, hij heeft niet gekozen voor Nederland, en wil hier ook niet blijven. Maar hoe hij weer wegkomt? Geen idee. In de zijwand van de kerk gaat een deur open met het opschrift ‘Somalische mensen kamer’. Een Somalische man verschijnt; hij is al tien jaar hier, en zijn verhaal lijkt als twee druppels water op dat van de Libiër.

Younis Omar is sinds zijn aankomst in Nederland vijf keer opgepakt, gedetineerd als illegaal en weer vrijgelaten. Het officiële doel van die detentie is zekerstellen dat de gedetineerde terugkeert naar zijn land van herkomst. Maar Soedan wíl Omar helemaal niet terugzien, zoals zoveel Afrikaanse landen, en de statistieken wijzen uit dat de kans op terugkeer fors afneemt naarmate het illegale verblijf in Nederland langer duurt. Uitwijken naar een ander land in de Europese Unie heeft geen zin. Omars vingerafdrukken zijn uitgewisseld met alle andere EU-landen. Zou Omar daar worden aangehouden, dan wordt hij meteen teruggestuurd naar Nederland.

Het strenge toelatingsbeleid in Nederland heeft nauwelijks effect op de toestroom van vreemdelingen, zo blijkt uit de Rapportage Vreemdelingenketen periode januari-juni 2012 die de toenmalige minister Leers eind september 2012 naar de Tweede Kamer stuurde. Alleen het aantal aanvragers van politiek asiel daalde, van 7750 begin 2009 tot 6600 begin 2012. Het aantal ‘reguliere’ migranten – gezinsherenigers, arbeids-, kennis- en studiemigranten – bleef in die periode vrijwel gelijk op een dikke 47.000 mensen. Evenals het aantal ‘uitstromers’, mensen die gedwongen of vrijwillig Nederland verlieten: een dikke elfduizend. Stel dat de politieke en maatschappelijke druk leiden tot een versoepeling van het Nederlandse beleid. Zal dat dan leiden tot de ‘aanzuigende werking’ die voorstanders van de huidige, strenge politiek vrezen? Zal de toestroom van vreemdelingen naar Nederland sterk toenemen?

‘Nee’, zegt Jeroen Doomernik onomwonden. De politicoloog geeft onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam en is onderzoeker bij het Institute for Migration and Ethnic Studies aldaar. Zijn hele werkende leven lang al houdt Doomernik zich als academicus bezig met migratie. ‘Er is heel moeilijk een verband te leggen tussen de aard van het beleid van een land en de omvang van de migratie daar naartoe.’ Al sinds mensenheugenis zijn er drie hoofdredenen die mensen doen besluiten hun land van herkomst te verlaten en elders hun heil te zoeken: sociale relaties, economische motieven en politieke ontwikkelingen. ‘Alleen de bronnen van de migratie veranderen’, zegt Doomernik. ‘De laatste jaren zijn het vooral landen in Afrika, Centraal-Azië en het Midden-Oosten waar mensen in groten getale wegtrekken.’

Volgens recente schattingen, die bijvoorbeeld Amnesty International aanhaalde in zijn rapport Vreemdelingendetentie in Nederland: Het moet en kan anders, zijn er een kleine honderdduizend illegalen in Nederland. ‘Maar niemand weet hoeveel het er werkelijk zijn’, zegt Doomernik. Illegalen proberen zich immers verborgen te houden voor de autoriteiten – dat is nu eenmaal eigen aan hun status. En ook de redenen van hun illegale verblijf alhier zouden wel eens heel anders kunnen liggen dan de beleidsmakers vermoeden. ‘Het zijn vooral legale Nederlanders die illegale immigratie in de hand werken’, denkt Doomernik. Liefde is volgens hem een veel belangrijker oorzaak dan wordt aangenomen. ‘Nederlandse vakantiegangers worden verliefd op een Ghanees of Indonesiër. Die worden hier niet toegelaten. Denk je nu echt dat hun Nederlandse lovers zich daar iets van aantrekken?’ Nee dus: zij smokkelen hun verovering het land binnen en hopen er het beste van. Doomernik denkt dat ‘misschien wel de helft’ van de illegalen zo naar Nederland komt. Moet je die mensen opsluiten of uitzetten? Is er een betere en vruchtbaarder binding met Nederland denkbaar dan de liefde?

Dan zijn er de duizenden migranten die de laatste jaren zoveel controverse oproepen: de Polen, Bulgaren en Roemenen die naar Nederland komen. ‘Niks aan te doen’, constateert Doomernik monter. ‘Dat zijn EU-burgers. Binnen de Europese Unie mogen zij zich vrij vestigen.’ Maar kan de minister waarschuwingen negeren als van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb, die zich publiekelijk zorgen maakt over de toestroom van Polen naar zijn stad en de overlast die dat veroorzaakt? ‘Als ik bewindspersoon was, zou ik antwoorden: dat komt vanzelf goed’, zegt Doomernik. ‘En als er overlast is, moet je die bestrijden met de middelen die daarvoor zijn bedacht. Niet met een streng anti-immigratiebeleid.’ De groeiende eenheid van beleid in de EU-landen heeft vooral voordelen, vindt de politicoloog. ‘Immigranten gaan ook gemakkelijker weer weg. Als ze het hier niet goed hebben, kunnen ze naar Duitsland, Italië of Frankrijk.’

Er is een continue trek van ‘minder spannende’ naar ‘spannende’ gebieden, zoals Doomernik het uitdrukt. ‘Begin twintigste eeuw waren Berlijn en Parijs spannend. Nu geldt dat voor onze Randstad.’ Volgens hem is het misgegaan in de jaren negentig. ‘Migratie is een markt. Mensen trekken naar een ander land omdat vrienden of familieleden vertellen dat het daar goed is. We zijn het allang vergeten, maar zeker de helft van onze gastarbeiders kwam zo’n veertig jaar geleden op eigen initiatief naar Nederland. Ze hoorden van landgenoten dat het goed werken was bij Stork en Hoogovens.’ Nederland liet dat lange tijd gebeuren. ‘Mensen kregen zonder veel poespas werk- en verblijfsvergunningen.’ Pas toen de oliecrisis en de zware recessie daarna de Nederlandse arbeidsmarkt ernstig onder druk zetten, begonnen wij het migranten moeilijker te maken.

De climax volgde in 2001, toen de voorlopige verblijfsvergunning werd afgeschaft. Een grote vergissing, denkt Doomernik: de registratie via voorlopige vergunningen gaf de overheid tenminste inzicht in de herkomst en omvang van migratiestromen. ‘Nu is het alles of niks: je hebt een legale status of niet. De illegalen verdwijnen daardoor van de radar.’ In Duitsland niet. De Duitsers doen nog steeds aan Duldung, zoals ze het daar noemen: migranten kunnen een voorlopig papiertje krijgen dat eventueel tot in de eeuwigheid wordt verlengd. Tegen afwijzing staat zelfs beroep open bij commissies op het niveau van de Bundesländer. Ook Italië kent nog altijd een ‘veel meer relaxte houding’ tegenover illegaliteit. ‘Een kwart van de Italiaanse economie is zwart. Er is daar veel meer ruimte voor informele grijze gebieden.’

Intussen is Nederland afgezakt naar een vorm van beleidsschizofrenie. Enerzijds proberen wij de toestroom van immigranten te beperken en ontmoedigen, anderzijds willen wij juist aantrekkelijker worden voor bepaalde groepen immigranten – zoals buitenlandse studenten, die een groeiend percentage uitmaken van de populatie aan Nederlandse universiteiten en hogescholen, en ‘hoogwaardige kenniswerkers’. Doomernik: ‘Die twee sporen van beleid staan op gespannen voet met elkaar. Het strenge beleid tegen illegalen kan ertoe leiden dat Indiase of Iraanse informatici denken: in Nederland wil ik niet wonen en werken.’

Die gespletenheid heeft ook een wellicht onbedoeld positief gevolg. Per 1 juni wordt hier te lande een ‘modern migratiebeleid’ van kracht – het betreffende wetsvoorstel is al aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Het legt de beslissing over toelating veel meer waar die volgens Doomernik hoort: bij de directe belanghebbenden bij migratie, zoals bedrijven, onderwijsinstellingen en gezinnen. ‘Referenten’ heten die sponsors van individuele migranten in de nieuwe wet. Als zij hun belang kunnen aantonen bij de overkomst van een migrant, en zich garant willen stellen voor diens gehoorzaamheid aan de Nederlandse wet en belofte dat hij of zij in eigen levensonderhoud kan voorzien, dan krijgt hij een verblijfsvergunning in een van de vijf ‘kolommen’ die de oude 26 verblijfsdoelen vervangen – net als zijn partner of gezin, als die ook willen overkomen.

Het verbaast Doomernik hoe weinig aandacht deze nieuwe wet krijgt – van de media en van de politiek. Vooral omdat die volgens hem een grote stap vooruit betekent. Of liever: een stap terug, naar het oude gedoogbeleid van de jaren zeventig. ‘We moeten de migratiemarkt meer zijn werk laten doen. De overheid heeft bitter weinig invloed op waarom mensen naar Nederland komen, en waar vandaan. Laat ze dan ook komen, en leid dat zo goed mogelijk in banen.’

Voor Younis Omar en zijn 130 lotgenoten in de Amsterdamse vluchtkerk zal de nieuwe wet weinig verschil maken. Zij hebben geen referenten in Nederland. Per 1 juni, dezelfde datum waarop het ‘modern migratiebeleid’ kracht van wet krijgt, moeten zij de Sint Josephkerk ontruimen. Wat dan? ‘De straat’, zegt Younis. De illegalen worden ‘geklinkerd’, zoals de Nederlandse vreemdelingenautoriteiten dat noemen. Voor velen zal het de zoveelste keer zijn.

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -