Voor De Groene Amsterdammer | Publicatiedatum: woensdag 1 mei 2013
Nederland is onbetwist wereldleider in het fiscaal afsnijden van andere landen door zijn paradijselijke belastingklimaat voor multinationals. De voordelen voor de economie zijn verwaarloosbaar. De OESO maant Nederland het paradijs te sluiten.
In 2005, drie jaar voor de kredietcrisis, gaat staatssecretaris van Financiën Joop Wijn op promotoer door de Verenigde Staten ‘om Amerikaanse bedrijven over te halen zich in Nederland te vestigen’, aldus het dagboek dat hij bijhoudt voor Het Financieele Dagblad. ‘Ik vind het geweldig om samen met Economische Zaken klanten te werven voor de belastingdienst’, schrijft Wijn. Tijdens lunches, diners en uitstapjes ontmoet hij vierhonderd Amerikaanse financieel directeuren en belastingadviseurs. Voor hen zingt hij de lof van de lage Nederlandse vennootschapsbelasting, het ‘lucratieve’ belastingverdrag tussen Nederland en de VS, ‘helderheid en souplesse in de behandeling van hoofdkantoren en snellere beslissingen over verrekenprijzen’ waartegen filialen van Amerikaanse bedrijven in Nederland en daarbuiten van de Nederlandse belastingdienst zo fiscaalvriendelijk mogelijk producten en diensten met elkaar mogen uitwisselen. ‘Mijn standaardzin in elke speech: we roll out the virtual red carpet for investors.’
Met zijn padvinderieke enthousiasme verkeert Wijn in goed politiek gezelschap. De CDA’er had twee PvdA-voorgangers – Willem Vermeend en Wouter Bos – die het minstens zo energiek opnamen voor het Nederlandse fiscale paradijs voor internationaal opererende ondernemingen en vermogende particulieren, zoals Mick Jagger van de Rolling Stones en Bono van U2. Ook de huidige staatssecretaris Frans Weekers (VVD) blijft het systeem, verankerd in tientallen bilaterale belastingverdragen tussen Nederland en andere landen over de hele wereld, voorlopig door dik en dun verdedigen.
Waarom? Dat is de grote vraag.
Geld is al jaren de hoeksteen van het buitenlands beleid van Nederland, ongeacht de politieke kleur van het zittende kabinet. Of het nu gaat om ontwikkelingshulp, internationale handel of de Europese Unie – diplomaten, ambtenaren en ministers lijken nog maar één prioriteit te hanteren: what’s in it for us? Bijna niets, wat betreft ‘het belastingparadijs’ dat Nederland de afgelopen eeuw heeft geschapen, zo blijkt uit het boek met die titel van de journalisten Martin van Geest, Joost van Kleef en Henk Willem Smits dat eind februari verscheen – zij zijn het die uitvoerig citeren uit Wijns dagboek. Dankzij de voordelige tarieven in de bilaterale belastingverdragen pompten buitenlandse bedrijven en rijke individuen alleen al in 2011 5100 miljard euro aan omzet door hun fiscaal gedreven Nederlandse postbusvehikels – 8,5 keer ons bruto binnenlands product en meer dan tien procent van het wereld-bbp in dat jaar. Dat leverde de Nederlandse fiscus hooguit een half miljard euro aan extra inkomsten op – 0,0095 procent van het totaal. Het werkgelegenheidseffect bleef beperkt tot zo’n 3700 banen bij trustkantoren, advocatenfirma’s en belastingadviseurs – 0,04 procent van de Nederlandse beroepsbevolking.
Zelfs voor fanatieke aanhangers van het ouderwetse mercantilisme dat bezit heeft genomen van de Nederlandse internationale politiek moet dat toch een magere oogst zijn. Joop Wijn en andere politici van links, rechts en het midden beijveren zich al decennia voor een ‘paradijs’ dat Nederland nauwelijks financiële voordelen oplevert – en andere landen voor honderden miljoenen per jaar aan belastinginkomsten ontzegt. Dat bleek zonneklaar tijdens een Tax Seminar van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) op woensdag 24 april. Francis Weyzig van het Sustainable Finance Lab van de Universiteit Utrecht noemde als voorbeeld een Canadese onderneming die 175 miljoen dollar leende aan een Argentijnse dochter. Normaal gesproken zou dat bedrag zijn belast tegen een Argentijns tarief van 35 procent. Door het geld te sluizen via brievenbusfilialen in Barbados en Nederland profiteerden de Canadezen van het speciale tarief van twaalf procent in het Argentijns-Nederlandse belastingverdrag. Daardoor derft de Argentijnse fiscus tien miljoen dollar over vijf jaar – op één klant. Weyzig schat dat landen zo jaarlijks tientallen miljoenen tot miljarden dollars aan belastinginkomsten aan hun neus voorbij zien gaan – van zestig miljoen dollar voor Spanje tot achttien miljard dollar voor een olieland als Venezuela, op een totale overheidsbegroting van 92 miljard dollar.
Nederland is onbetwist wereldleider in het fiscaal snijden van andere landen. Van de negenhonderd miljard dollar winst die Amerikaanse multinationals in 2009 gezamenlijk maakten, liep 134 miljard oftewel vijftien procent via Nederland, tien procent via Luxemburg, acht procent via Bermuda en zeven procent via Ierland, aldus Het belastingparadijs. Tegenover de verwaarloosbare voordelen voor de Nederlandse economie staat een snel groeiend risico van reputatieverlies en politieke schade. Argentinië heeft zijn belastingverdragen met Oostenrijk, Chili, Spanje en Zwitserland al opgezegd. Mogelijk wacht het verdrag met Nederland hetzelfde lot. Mongolië, rijk aan delfstoffen die nu worden ontgonnen, verscheurde eind vorig jaar zijn belastingverdrag met Nederland; Indonesië deed dat al in 1999. Nederland belastingparadijs wankelt sinds de Britten zich boos maakten omdat de Amerikaanse koffiewinkelgigant Starbucks nauwelijks belasting betaalt over zijn winsten in Engeland, dankzij een Nederlands vehikel. De Britse woede komt hypocriet over: het Verenigd Koninkrijk houdt er net zo’n paradijs op na, via fiscaal voordelige routes langs (voormalige) onderdelen van het Empire als Barbados, Bermuda, de Bahama’s, de Britse Maagdeneilanden en de Kanaaleilanden.
Maar de armere landen op aarde hebben wel een punt. Meer dan de helft van zijn belastingverdragen sloot Nederland met hen – 53 procent, aldus Weyzig. ‘Landen in ontwikkeling hebben al die verdragen ooit getekend omdat zij dachten dat die hen meer buitenlandse investeringen zouden opleveren’, zei Sol Picciotto tijdens SOMO’s Tax Seminar. Picciotto is een vooraanstaand Brits onderzoeker en mede-oprichter van het Tax Justice Network, een non-profit-organisatie die campagne voert voor een rechtvaardiger belastingsysteem. Het argument dat Picciotto noemde is precies wat Weekers, Wijn en al hun voorgangers al decennia aanvoeren vóór het Nederlandse verdragenstelsel: het bevordert investeringen en vermijdt dubbele belasting. Maar van echte investeringen is nauwelijks sprake. Van de 5830 belastingvehikels van buitenlandse eigenaren in Nederland heeft 43 procent een moederholding in een ‘notoir belastingparadijs’ zoals Bermuda, Panama, de Kaaimaneilanden of Vanuatu in de Stille Oceaan, zo stellen de drie Nederlandse journalisten in hun boek. Van nog eens een kwart resideert de moeder in de Nederlandse Antillen. ‘In die palmboomoorden komt het dividend uiteindelijk terecht.’ Deze vehikels gebruiken ‘de Nederlandse regels dus niet om “internationale transacties te stroomlijnen” en “dubbele belasting te voorkomen”, zoals de lobby van trustkantoren en financieel dienstverleners u wil doen geloven, maar om de belastingaanslag tot bijna nul te reduceren’.
Picciotto rept in dit verband van double non-taxation oftewel ‘statenloos inkomen’. Nederland laat zich erop voorstaan dat het de derde investeerder in de Verenigde Staten is. Maar met echte investeringen hebben de fiscaal gedreven geldstromen tussen de dijken weinig te maken, aldus Picciotto. Integendeel, ze schaden de economie juist. Behalve legale belastingontwijking en criminele belastingontduiking, bijvoorbeeld door zwart geld wit te wassen, voeden zij de wolk aan nepgeld die de kredietcrisis hielp veroorzaken – banken behoren tot de grootste profiteurs. Zij vervalsen ook de concurrentie: de belastingvoordelen voor Starbucks gaan niet op voor het eenmanskoffiehuis op de hoek. Dat alles ondermijnt de legitimiteit van de belastingheffing. Buitenlandse partijen met voldoende budget voor dure adviseurs blijven verschoond van de hoge tarieven die Nederlanders moeten betalen: twintig tot 25 procent vennootschapsbelasting en een toptarief van 52 procent voor de inkomstenbelasting. Vandaar de ondertitel van Het belastingparadijs: Waarom niemand hier belasting betaalt – behalve u.
Hoe is dit ‘paradijs’ ontstaan, hoe werkt het en waarom blijven Nederlandse politici van alle kleuren het zo hardnekkig verdedigen? Het belastingparadijs doet dat uitvoerig uit de doeken. Moderne belastingen als de inkomsten- en vennootschapsbelasting ontstonden eind negentiende eeuw – in Nederland vanaf 1893. Spoedig doemde het eerste probleem op: dubbele belasting van dezelfde inkomsten en bezittingen in meerdere landen. Landen begonnen belastingverdragen te sluiten om aan deze gerechtvaardigde grief tegemoet te komen. Nederland sloot zijn eerste verdrag pas in 1933, met België, maar daarna volgden er snel meer – tot de huidige 94 waren bereikt. De tweede pijler onder het systeem werd de ‘deelnemingsvrijstelling’: bedrijfswinsten werden alleen belast bij de moeder, niet bij haar dochters. Deze vrijstelling werd al snel uitgebreid van Nederlandse dochters naar filialen in de koloniën en andere landen. Lange tijd een fiscaal unicum in de wereld, dat ook tal van buitenlandse multinationals ertoe dreef vestigingen in Nederland te openen – het begin van het paradijs.
Grote Duitse ondernemingen als Krupp, IG Farben en Siemens leerden deze structuur misbruiken om annexatie van hun bezittingen na de beide wereldoorlogen te voorkomen. Via Nederlandse tussenpersonen als Frits Fentener van Vlissingen, grondlegger van de Steenkolen-Handelsvereeniging (SHV), verhulden zij de eigendom en garandeerden zij dat hun in het buitenland behaalde winsten naar Duitsland bleven stromen. Ondanks druk van Britse en Amerikaanse speurneuzen naar ‘fout’ oorlogskapitaal ondernam de Nederlandse overheid niets tegen deze praktijk, die bekend stond als cloaken. De Fenteners ‘beloonden’ deze steun door ook hun eigen holdings te verhuizen naar oorden als Sint-Maarten en Bonaire, waar de autoriteiten nog veel harder de andere kant op keken.
De eilanden van de Antillen vormen al sinds de Gouden Eeuw een vrijwel belastingloze vrijhaven. De vondst van olie in Venezuela blaast hen vanaf 1914 nieuw leven in: Shell nestelt zich op Curaçao. In 1938 wordt de slimme Rotterdamse notaris Ton Smeets ingevlogen om de olie-boom juridisch te faciliteren. De oorlogsdreiging geeft hem nog meer wind in de zeilen: vanaf 1939 mogen ook andere Nederlandse bedrijven naar de Antillen verhuizen om hun activiteiten uit de klauwen van de, naar later blijkt, Duitse bezetter te houden. Smeets en zijn medewerkers richten tientallen brievenbusvehikels op en fungeren als de stromannen die deze op papier besturen – het eerste offshore-netwerk onder Nederlandse vlag is een feit. Zo ontstaat het typisch Nederlandse fenomeen van het trustkantoor: een bedrijf dat niets anders doet dan vehikels runnen voor binnen- en buitenlandse bedrijven en vermogende particulieren.
Na de Tweede Wereldoorlog krijgt Smeets voor elkaar dat de Nederlandse overheid de bedrijfsbelastingen op de Antillen verder verlaagt en het belastingverdrag met de VS uit 1947 uitbreidt tot de Boven- en Benedenwindse Eilanden. Smeets’ Curaçao International Trust Company (Citco) groeit uit tot het grootste trustkantoor op aarde.
Dat is het nog steeds, ondanks aanhoudende kritiek, vooral van de Amerikanen, die met lede ogen honderden miljoenen dollars aan belastinginkomsten zien weglekken via Smeets’ Antillen-route. Nooit krijgen zij echt greep op zijn imperium. Net zo gaat het met het belastingontwijkingscircus dat inmiddels ook in Nederland is ontstaan, als gevolg van die 94 belastingverdragen. Strikt genomen klopt de mantra die al die Nederlandse bewindslieden elkaar nazingen: Nederland is geen belastingparadijs als de Bahamas of de Kaaimaneilanden. Het is geen eindbestemming voor winsten tegen vrijwel nul procent belasting. Het is ‘slechts’ een doorvoerhaven voor geld. Maar de politici verzwijgen dat hun haven het geld wel degelijk voor het grootste deel naar de echte paradijzen doorsluist.
Naast de verdragen is daarbij een tweede factor van belang: de ruling-praktijk. Buitenlandse bedrijven kunnen hun fiscale constructies vóór het optuigen voorleggen aan de Nederlandse fiscus. Die geeft dan een oordeel, een ruling. Zekerheid vooraf voor de bedrijven – daar houden ze van. Mede omdat de rulings geheim blijven voor kritische pottenkijkers in binnen- en buitenland. Behalve voor de spelers zelf: vanaf 1997 publiceert de belastingdienst een boekje met alle rulingpercentages. Nog veel handiger voor de bedrijven, maar olie op het vuur van de toenemende ‘belastingconcurrentie’ met andere Europese vrijhavens als Ierland en Luxemburg.
Eind jaren negentig vindt een eurocommissaris het welletjes. Hij heet Mario Monti – inderdaad, de technocraat die Italië later als premier moet behoeden voor de val uit de euro. Monti kiest de Britse staatssecretaris van Financiën Dawn Primarolo als zijn breekijzer. Red Dawn, zoals haar bijnaam luidt, moet alle schadelijke fiscale routes van de EU-landen in kaart brengen. Primarolo doet dat door alle landen te verzoeken over elkaar te klikken. Veruit de meeste klachten betreffen Nederland. Als dat ter ore komt van de Nederlandse staatssecretaris Willem Vermeend besluit deze tot een tegenactie. Vermeend names and shames 99 ‘concurrentievervalsende’ regelingen van andere Europese landen. Hij krijgt zijn wraakoefening als een boomerang terug. Primarolo negeert zijn rapport en publiceert zelf 66 bedenkelijke regelingen, waarvan liefst tien uit Nederland en nog een paar van de Antillen – ruim twee keer zo veel als van de gedeelde nummers twee België, Ierland en Luxemburg.
Vermeends opvolger Wouter Bos pakt het anders aan. Hij gooit het boekje in de prullenbak en introduceert de ‘maatwerkruling’, volgens een dik handboek vol regels van de OESO. ‘Je moet een goed onderscheid maken tussen economische en puur financiële activiteiten’, zegt Bos tegen het FD.Hij kondigt aan meer eisen te gaan stellen aan de ‘substantie’ van buitenlandse fiscale vehikels in Nederland. Ondernemen zij hier echt iets? Hebben zij wel mensen in dienst? Ook Bos vangt bot. Zijn ‘maatwerk’ maakt de rulings nog ondoorzichtiger dan ze al waren. Ze blijven immers geheim, en de OESO-regels lenen zich voor tal van interpretaties. De ‘substantie’ is eveneens een wassen neus. De belastingdienst test die alleen bij vehikels die een ruling aanvragen. Het gros verzuimt zo’n aanvraag en komt dus weg met nul tot vijf medewerkers, meestal stromannen van trustkantoren.
Dat is nog steeds de stand van zaken in Nederland belastingparadijs, ondanks de nieuwe kritiek vanuit het Verenigd Koninkrijk. De tijdelijke daling van het aantal buitenlandse belastingvehikels als gevolg van de acties van Monti en Bos is al lang weer ingehaald. Om de Britse kritiek in perspectief te plaatsen: 84 van de honderd grootste Britse beursgenoteerde ondernemingen hebben zelf minstens één fiscaalvriendelijk vehikel in Nederland. Nederland kan zich verschuilen achter een achterhaalde internationale fiscale praktijk, toegedekt door de OESO, die dochters van multinationals toestaat met elkaar zaken te doen at arm’s length, alsof het gaat om afzonderlijke ondernemingen. Maar hun meerwaarde schuilt juist in de samenwerking, de schaalgrootte en synergieën die ze gezamenlijk bereiken. Dáár moet de fiscus zijn heffingen op baseren – niet op de brievenbusvehikels waarmee ze belastingen ontwijken.
Sol Picciotto bepleit een overgang naar unitary taxation – een systeem dat recht doet aan die samenwerking. Multinationals moeten per belastingland als groep één jaarrekening overleggen, waarin ze aangeven wat ze in ieder land daadwerkelijk verdienen. Dan kan de landelijk te betalen belasting worden bepaald via profit apportionment, de toedeling van de winst aan ieder land. De Europese Unie werkt al aan zo’n stelsel. Critici geloven er niet in. Het zal slechts de willekeur van het huidige systeem vervangen door nieuwe vragen en twistpunten. Verschillende landen zullen verschillende maatstaven gaan hanteren voor die winsttoedeling. Met als gevolg nieuwe onzekerheid, en nieuwe business voor de trustkantoren en belastingadviseurs.
Want zij zijn de echte profiteurs van het huidige systeem – niet de wereldeconomie, zoals Nederlandse politici ons willen doen geloven. De geldende onrechtvaardige belastingheffing is het gevolg van een draaideur-act tussen politici en professionals. De belastingspecialisten van de OESO kiezen regelmatig voor een lucratieve nieuwe loopbaan als commercieel adviseur. Joop Wijn werd na zijn politieke carrière lid van de raad van bestuur van ABN Amro. Willem Vermeend werd na zijn staatssecretariaat directeur van Meeus, de grootste financiële dienstverlener van Nederland. Wouter Bos werd partner van advies- en accountancyfirma KPMG, specialist in het optuigen van fiscale sluiproutes voor zijn klanten.
Zolang dat onderonsje tussen politici en professionals niet wordt doorbroken, zal Nederland andere landen fiscaal blijven benadelen.
OESO waarschuwt Nederland
Buitenlandse investeerders hadden eind vorig jaar voor 3,5 biljoen dollar in Nederland geïnvesteerd. Slechts 573 miljard dollar belandde in de ‘echte’ Nederlandse economie. De rest is geld dat zij door ons land laten spoelen om elders op aarde zo weinig mogelijk belasting te hoeven betalen. Dat blijkt uit cijfers die de OESO dit weekend publiceerde. Secretaris-generaal Angel Gurría roept Nederland op zijn belastingparadijs te sluiten. Het schaadt andere landen in hun ‘belastinginkomsten en heffingsvrijheid’ en ondermijnt ‘de rechtvaardigheid van de belastingheffing’.
Waardeer dit artikel
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.