Voor Station Noord, een samenwerkingsverband van podiumkunstorganisaties in Friesland, Groningen en Drenthe | Publicatiedatum: 5 december 2019 | Foto’s © Lisa Jasperina Bommerson
Toen Maarten Smit acteur was bij Het Houten Huis, begon het te kriebelen. ‘Ik wilde zelf voorstellingen maken.’ In de herfst van 2016 presenteerde hij zijn eerste, meteen een ambitieus project. Thuis in Hoogeveen maakte hij in drie maanden met 22 Syrische ‘statushouders’. Smit wist het zeker: zo wilde hij verder. Maar hoe? Hij had geen geld, geen medewerkers, geen ervaring met de zakelijke kant van theater maken: productie, fondsen en subsidies werven, financiële administratie.
Toch maakte hij eerder dit jaar Blinde vlek, een even ambitieuze locatievoorstelling ‘over
de invloed van technologie op gedrag en vrijheid’, waarin Smit ‘dans, tekst, muziek en circu- selementen’ heeft verwerkt. Hier valt iets te halen, dat in 2020 in première gaat, wordt nog groter van opzet. Drie eigen producties in drie jaar tijd: dat kan alleen doordat Smit zich als maker even snel heeft ontwikkeld. ‘Ik weet nu wat mijn signatuur is als theaterauteur’, zegt hij. ‘Ik werk graag op locatie, ik houd van dans en ik zal altijd documentair materiaal gebruiken. Voor Blinde Vlek heb ik tweeëneenhalf jaar lang onderzoek gedaan.’
De vier dansers van Teddy’s Last Ride waren nog maar drie jaar geleden onderdeel van
de Poetic Disasters Club, de satelliet voor jonge talenten van dansgroep Club Guy & Roni. ‘Maar we wilden graag voor onszelf beginnen’, vertelt Andy Smart, mede-oprichter van ‘de Teddy’s’, zoals ze kortweg zijn gaan heten. ‘We deelden een eigen danstaal.’ In 2016 werden ze voor het eerst als collectief geselecteerd door Spr!tzl, de talentenbroedplaats van Silbersee, een productiekern voor ‘avontuurlijk en onorthodox muziektheater’ in Amsterdam. Ze wonnen een geldprijs van vijftienduizend euro om een eigen performance te maken, en besloten de sprong in het diepe te wagen.
‘We liepen meteen tegen muren aan’, vertelt Andy. ‘We waren te laat voor het aanvragen van de meeste subsidies. En de “studio” die we hadden gehuurd, moesten we eerst verbouwen voordat we hem als zodanig konden gebruiken.’ Toch hebben ook de Teddy’s drie jaar later drie eigen producties op hun naam staan, en zijn de muren die hen in de weg stonden, in rook opgegaan. Onderweg heeft Agnese Fiocchi zich van danser getransformeerd tot de creative producer van de groep. ‘Die hadden we nodig, en ik ontdekte dat die functie mij ook heel goed ligt.’
Andy Smart ontwikkelde zich tot maker. Tijdens Jonge Harten 2018 danste hij een solo in het voormalige ontruimde V&D-gebouw – zijn eerste eigen werk, ook solo gemaakt, buiten de Teddy’s om. ‘I lóóóvvve performing! Het publiek bespelen: daar geniet ik van! Maar hoeveel publiek jou krijgt te zien, is van anderen afhankelijk. Als performer word je geleefd. Als maker heb je zelf de regie. Je leert ook veel meer strategisch te denken: waar moet het heen met de Teddy’s? Ik heb ontdekt dat ik dat heel spannend vind om te doen.’
Wat heeft Maarten Smit, de Teddy’s en nog zo’n vijftien andere jonge theatermakers in staat gesteld zich zo snel te ontwikkelen? Het meeste werk hebben zij zelf gedaan, uiteraard. Maar dat hadden zij niet kunnen doen zonder de rode draagkabel die door al hun verhalen loopt: Station Noord, een broedplaats voor beginnende theatermakers, waarin de provincies Friesland, Groningen en Drenthe samenwerken met veertien artistieke instellingen. ‘Het netwerk had al eerder bestaan toen we het in 2017 herstartten’, vertelt Niek vom Bruch, directeur van het Grand Theatre in Groningen. ‘Maar in die eerste versie zaten minder partners. Bovendien had dat netwerk geen eigen geld, en een missie die niet goed meer werkte: talentvolle makers en acteurs een jaar lang binden in het Noorden. Dat was niet meer van deze tijd. De huidige generatie spelers en makers is veel flexibeler.’
De herstart begon met een eigen budget. We the North, een samenwerkingsverband van zeven noordelijke overheden, legde twee ton per jaar in. Eveneens in 2017 sleepte het Grand Theatre twee ton per jaar in de wacht bij het Fonds Podiumkunsten, waarvan het de helft in Station Noord investeert. Eindelijk was er geld waarmee jonge makers zelfstandig aan de slag konden. ‘Wij produceren niks’, verduidelijkt Vom Bruch. ‘Wij geven ondersteuning, vertrouwen en expertise uit ons netwerk, plus geld. De makers moeten zelf bedenken hoe ze die middelen inzetten voor hun projecten en voor hun eigen ontwikkeling.’
Grofweg staan hen daarbij twee keuzes open. Zij kunnen het investeren
in een eigen productie, of uitgeven aan persoonlijke ontwikkeling. Maarten
Smit koos voor de eerste weg. ‘Voorstellingen maken is voor mij dé manier
om mijn kennis en ervaring als maker te verdiepen.’ Anderen pakken het anders aan. De Mad Hatters bijvoorbeeld, de kern van creative producers die óók deel uitmaakt van Station Noord. Dat was een idee van Mark Yeoman, de artistiek directeur van Grand Theatre en festival Noorderzon, allebei partner in Station Noord.
Creative producers doen precies wat hun titel, en de volgorde van de twee woorden
daarin, suggereert: zij helpen de maker met de juiste artistieke keuzes voor diens voorstelling, en zoeken daar vervolgens de meest geschikte financiële en productiemiddelen bij. De creative producer is een even noodzakelijke als miskende figuur. Subsidieregels en de werkpraktijk van presenterende instellingen kennen vaak nog maar twee smaken: de puur artistieke maker, en de puur zakelijke producent.
Profilering van de creative producer als aparte discipline past in de missie van Station Noord. De Mad Hatters besteden hun geld aan persoonlijke ontwikkeling. Zij organiseren workshops en master classes voor zichzelf, en bezoeken voorstellingen en buitenlandse festivals om hun kennis en netwerk te verbreden. Hoe meer zij zichzelf ontwikkelen, hoe beter zij hun makers kunnen bijstaan, en hoe sneller hún ontwikkeling zal gaan.
Jonge makers die een plek in Station Noord ambiëren, moeten minstens drie van de artistieke partners in het platform bereid vinden om hen te ondersteunen. De meeste makers wórden overigens gevraagd. Maarten Smit bijvoorbeeld werd bij Station Noord geïntroduceerd door Het Houten Huis, Mohammed Yusuf Boss door het Grand Theatre. Deze hoofdpartner blijft aan de maker verbonden. Per project zoekt de maker er zelf twee of meer co-partners bij.
Station Noord is een ontwikkelingsplatform; zodra de ontwikkeling is voltooid, moet de maker het platform in principe verlaten. ‘Maar nu kan hij na ons nog nergens naartoe’, zegt Niek vom Bruch van het Grand. Het Fonds Podiumkunsten honoreert gemiddeld één op de drie aanvragen voor projectsubsidies van makers in de Randstad. Voor makers uit het Noorden is die score slechts één op vijf. ‘De makers binnen Station Noord hebben nog niet één zo’n aanvraag toegekend gezien’, zegt Vom Bruch. ‘Daarom stellen wij voorlopig geen strikte grenzen aan hoe lang makers bij ons mogen blijven.’
Het budget van Station Noord verhoudt zich net zo tot de artistieke ‘navel van Nederland’. Drie ton is een mooi bedrag, maar de drie productiehuizen in de BIS – in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem – krijgen ieder vijf ton per jaar. Dat segment in de BIS wordt nu verbreed tot ‘ontwikkelingsinstellingen’, met een totaal budget van 8,6 miljoen euro. Het Grand Theatre gaat een aanvraag indienen om als ontwikkelingsinstelling erkend te worden, met Station Noord als een belangrijke pijler.
Als die wordt gehonoreerd, krijgt Station Noord nog meer vuurkracht. Ook verder ziet de toekomst er veelbelovend uit. Station Noord draait op individuele vrijheid en wederzijds vertrouwen. Makers en partners zoeken elkaar zelf op, er zijn geen formats of draaiboeken die hen een bepaalde structuur van samenwerken verbieden of juist opleggen. ‘Onze makers zijn er heel ondernemend van geworden’, constateert Vom Bruch. Ook de uitbreiding met de Mad Hatters is een gouden greep gebleken. ‘Club Guy & Roni heeft in het verleden acht jaar lang onder de hoede van het Grand Theatre gewerkt voordat het op eigen benen zeer succesvol kon worden. Jonge makers hebben doorgaans veel meer tijd nodig voor hun zakelijke dan voor hun artistieke ontwikkeling.’
Makers in beide richtingen gidsen en stimuleren is de taak van Mark Fischer. ‘Ik ben coördinator van Station Noord’, benadrukt hij. ‘Noch zakelijk, noch artistiek leider. Het netwerk hééft zulke leiders ook niet. Expres niet.’ Fischer werkt twee dagen per week voor Station Noord. ‘Ik help de makers en hun partners vooral met hun proces. Als ik denk de geknipte co-partner te weten voor een bepaald project, dan breng ik de maker met die instelling in contact. Als een maker wil investeren in een nieuwe voorstelling en ik denk dat hij beter af is met persoonlijke ontwikkeling, dan zeg ik dat. Wat makers en partners met mijn ideeën en adviezen doen, is vervolgens geheel aan hen.’
Kennelijk zijn ze niet aan dovemansoren gericht. Fischer ziet de makers in het netwerk hun vleugels ook daarbuiten uitslaan. ‘Ik zie steeds vaker dat ze zelf op zoek gaan naar maatschappelijke partners, om minder afhankelijk te zijn van overheidssubsidie. Om een voorbeeld te noemen: voor haar tweede voorstelling One Million People and Me uit 2018, dat suïcide als thema heeft, werkte Veerle Van Overloop samen met Lentis, een provider van geestelijke gezondheidszorg.’ Zelfs wanneer Station Noord een lacune of een probleem blootlegt, heeft dat vooral positieve gevolgen.
Zo trekken beginnende makers van nature naar de stad Groningen. Begrijpelijk: die heeft
het rijkste kunstleven en het grootste en meest receptieve publiek. Maar daardoor manifesteren zij zich nog te weinig elders, met name in Drenthe. ‘Ik zie daar geweldige mogelijkheden’, zegt Fischer. ‘Voor locatietheater bijvoorbeeld, zoals onze Drenthse partner PeerGrouP daar al maakt. Het is misschien lastiger voor makers om in Drenthe te “scoren”, maar daar kunnen zij juist ook heel veel van leren.’
Fischer, van huis uit theaterwetenschapper, werkte eerder enkele jaren in de Randstad. ‘Daar liggen nog steeds meer kansen dan hier, maar het klimaat is er ook veel competitiever, zowel tussen instellingen als tussen makers onderling. In het Noorden voelt iedereen zich veel meer verantwoordelijk voor het totale artistieke landschap. Alleen dan kan een netwerk als het onze gedijen. Dankzij Station Noord heb ik het noordelijke artistieke klimaat echt enorm zien verbeteren.’
Waardeer dit artikel
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.