Shitstorm met spectaculaire resultaten | Dichters & Denkers

Voor De Groene Amsterdammer | Publicatiedatum: woensdag 17 september 2014

 

Medium stress test
Timothy F. Geithner: Stress Test. Crown Publishers, 580 blz., € 20,99

 

 

Wall Street en Washington liggen met elkaar in bed. Dat was de oorzaak van de kredietcrisis en die innige relatie besmette ook de oplossing ervan. Crisisbestrijder Timothy Geithner haalt dit dominante beeld overtuigend onderuit in zijn memoir Stress Test.

Ergens begin 2009, op het dieptepunt van de kredietcrisis, ondergaat Timothy Geithner een zoveelste kruisverhoor door een commissie van het Amerikaanse Congres. Hij is net begonnen als Barack Obama’s eerste minister van Financiën, na vijf tropenjaren als hoofd van de Federal Reserve Bank of New York. Deze keer zit hij tegenover een vakbondsadvocaat: ‘Wat ik niet begrijp – ik ben jurist, en u komt uit de bankwereld … ’

Geithner onderbreekt hem: ‘Ik ben nooit in het bankwezen werkzaam geweest.’

‘Nou … lang geleden dan.’

‘Nee’, antwoordt Geithner. ‘Nooit.’

‘Bij een zakenbank.’

‘Evenmin bij een zakenbank’, zegt Geithner. ‘Ik heb mijn gehele loopbaan gewerkt als ambtenaar bij het ministerie van Financiën en de centrale bank.’

‘Oké’, bindt de advocaat eindelijk in. ‘Ook goed.’ Waarna hij, in Geithners woorden, onverstoorbaar doorgaat met zijn aanval op de crisissteun als ‘schokkende sinterklazerij voor de grote banken’.

Het wemelt van zulke anekdotes in Stress Test, Geithners memoires over de kredietcrisis. Maar dit is de meest sprekende, omdat hij model kan staan voor de hardnekkige mythevorming en blindheid voor de feiten tijdens en na de bijna-meltdown van het wereldomvattende financiële systeem. Het dominante beeld van de jaren 2008-2009 is bepaald door de documentaire Inside Job en ziet er ongeveer als volgt uit: de kredietcrisis is veroorzaakt doordat Wall Street Washington in zijn zak wist te steken. Steenrijke bankiers werden een paar jaar minister of adviseur en daarna weer bankier, hoge ambtenaren en invloedrijke economen doorliepen die route in omgekeerde richting. Dit draaideurnetwerk wist de financiële sector te dereguleren ongeacht de politieke kleur van de president en zijn administratie. Banken konden daardoor onbelemmerd steeds riskantere financiële producten ontwikkelen en verkopen. Nadat de aldus ontstane zeepbel was ontploft, beschermde dezelfde duistere kring de bankiers tegen strafvervolging, en hun banken tegen opsplitsing en beteugeling. De belastingbetaler betaalde vervolgens een dubbele rekening: voor de recessie, die hem veelal zijn baan en huis kostte, en voor de redding van de financiële reuzen op lemen voeten.

Het is een somber stemmend verhaal. Helaas – pardon: gelukkig maar – klopt er bij nader inzien geen lor van. Dat maakt Geithner overtuigend duidelijk in zijn boek. Om te beginnen rekent hij gedetailleerd voor dat de Amerikaanse belastingbetaler – uiteindelijk – winst heeft gemaakt op ‘zijn’ crisishulp. Via een ‘alfabetsoep’ van programma’s met akelige afkortingen als TARP, TALF, HAMP, HARP en PPIP ondersteunde de overheid bedrijven en markten die gezamenlijk voor dertig biljoen dollar aan financiële verplichtingen hadden uitstaan, vooral om ze te beschermen tegen een stormloop door paniekerige schuldeisers. Nog begin 2009 schatte het Internationaal Monetair Fonds de eindrekening van al die steun op twee biljoen dollar. Eind 2013 stond de teller echter op 166 miljard positief.

Deze uitkomst vloeide voort uit de vorm waarin de noodhulp werd gegoten. Die was tijdelijk van aard, en bepaald geen weggevertje. De staat leende geld uit tegen een hoge rente, en kocht tegen afbraakprijzen gebundelde rommelhypotheken en andere effecten die tijdens de crisis niets meer waard waren, dan wel aandelen van de bedreigde financiële instellingen zelf. Toen de sector zich sneller dan verwacht herstelde, bleken de inkomsten uit rente en verkoop van al dat bezit groter dan de investering. In feite bediende de staat zich van dezelfde leverage als de bankiers – de hefboom die van een beetje eigen geld een fortuin kan maken, maar die ook in je gezicht kan terugslaan.

Natuurlijk, benadrukt Geithner herhaaldelijk, nam de staat een nog veel groter risico door de hulp te verstrekken. Bijna een jaar lang bleef de kans op een totale implosie van het financiële systeem levensgroot, vooral doordat het beleid al die tijd achtbaande tussen ingrijpen en niets doen, tussen blunders en briljante invallen. De redding van zakenbank Lehman mislukte op de valreep, door toedoen van Alistair Darling. De toenmalige Britse minister van Financiën weigerde toestemming voor een overname van Lehman door de eveneens Britse Barclays Bank. Darling, nota bene een socialist, voegde zijn Amerikaanse tegenvoeter Hank Paulson toe dat hij ‘jullie kanker niet wenste te importeren’.

De crisis als een puur Amerikaanse uitwas, waaraan de rest van de wereld geen schuld droeg – het is een ander drogbeeld waarvan Stress Test geen spaan heel laat. Lehman runde een wereldomspannend netwerk van achtduizend beleggingsvehikels, dat
240 miljard dollar aan riskante transacties had uitstaan en 900.000 derivatencontracten. Iedereen had meegedaan aan de schuldenkermis, van Reykjavik tot Sydney. Wanneer zo’n zeepbel knapt, kunnen alleen overheden en centrale banken voorkomen dat alles ineenstort. Geithner wist dat uit ervaring: als jong ambtenaar werkte hij aan de oplossing van de Mexicaanse, Aziatische en Russische schuldencrises in de jaren negentig.

Geithner kan en wil niet begrijpen dat Europa verzuimde te leren van de Amerikaanse lessen

Hij groeide grotendeels op in Rhodesië, India en Thailand, als oudste zoon van een Amerikaanse ontwikkelingswerker, een geregistreerde Republikein die in 2008 Obama stemde maar in 2012 Mitt Romney. ‘Mijn ouders gaven mij het prachtige geschenk van een internationale opvoeding’, schrijft Geithner junior. ‘Naar Amerikaanse maatstaven waren wij niet rijk, wel zeer bevoorrecht.’ Net als zijn vader studeerde hij aan Dartmouth, een kweekvijver voor Wall Street. Toch werd hij niet aangetrokken door de haute finance en zijn miljoenenbonussen. Hij vond de publieke dienst eenvoudigweg interessanter en uitdagender. In Stress Test toont Geithner zich geen idealist, laat staan een salonsocialist zoals Darling, die in het oog van de storm Geert Wilders-reflexen krijgt. Hij is een pragmaticus, voortdurend op zoek naar wat het best werkt. Paulson, Geithner en de hunnen beginnen de strijd tegen de crisis met één hand op de rug gebonden. De grootste tijdbommen blijken ‘schaduwbanken’ te zijn waarover zij weinig tot niets te zeggen hebben. Iedere vorm van steun wordt door fundamentalistisch rechts, dat het Congres en de media domineert, meteen afgedaan als staatssocialisme. ‘The politics were awful’, verzucht Geithner herhaaldelijk. Dagen na de zoveelste miljardeninjectie voor AIG – de teller zou pas stoppen bij 182 miljard dollar, voor één bedrijf – betaalt deze verzekeraar 165 miljoen euro aan bonussen. Uitgerekend bij de ontspoorde dochter die bijna het hele concern opblies.

Onaangename bijwerkingen van een noodzakelijk medicijn, zo maakt Geithner aannemelijk. Bonussen vormen de rode lap voor de miljoenen Amerikanen die begrijpelijke wraakgevoelens koesteren nadat zij baan, huis en beleggingen hebben verloren. Politici en journalisten gaan volop mee in de zucht naar wat Geithner omschrijft als ‘oudtestamentische rechtvaardigheid’. De complete natie raakt geobsedeerd door moral hazard, de prikkels tot roekeloos gedrag die zowel besloten liggen in de hoofdoorzaak van de crisis – al te goedkoop krediet – als in de remedies die de overwerkte ambtenaren tastend en zoekend moeten improviseren.

Zij ontdekken al snel dat de moreel meest bevredigende oplossingen – alle bankiers achter de tralies, alle banken nationaliseren, obligatie- en aandeelhouders laten meebloeden via haircuts, epische afboekingen op hun bezit – geheel het doel voorbij schieten. Schuld en boete helpen geen zier. De credit crunch is een vertrouwenscrisis, net als de Grote Depressie van na 1929. Niemand durft dan meer zaken te doen met iemand, een fatalisme dat zich verspreidt als een epidemie en zelfs de sterkste spelers dodelijk kan besmetten. Gedwongen haircuts leiden in zo’n klimaat slechts tot nieuwe dieptepunten, die nopen tot nog kostbaarder ingrepen. Als een afstotelijk slangennest zoals AIG moet worden gered om zo’n negatieve spiraal te doorbreken, dan moet dat maar.

Uiteindelijk vindt hij toch een uitweg uit het gebrek aan geld en bevoegdheden om de crisis het hoofd te bieden. Op zijn initiatief ontwikkelen Fed en Financiën gezamenlijk een vuurproef voor banken en schaduwbanken. Een model dat hun huidige kosten en inkomsten, hun huidige schulden en bezittingen, toetst aan hypothetische toekomstige rampscenario’s, veel erger dan zich ooit in de praktijk hebben voorgedaan. De resultaten zullen worden gepubliceerd. Instellingen die bepaalde normen niet halen, zullen worden gedwongen hun financiële buffers te versterken, desnoods via speciale faciliteiten van de overheid. Bankiers haten dit soort interventies, omdat die leiden tot gezichtsverlies en dus tot lagere beurskoersen en prestatiebonussen.

Het duurt maanden voordat het model gereed is voor toepassing. Een periode van langdurig nagelbijten: niemand weet wat de uitkomsten zullen zijn, en het financiële stelsel kruipt intussen ettelijke malen door het oog van de naald. Maar de stress-test wordt een spectaculair succes – geen wonder dat Geithner er zijn boek naar heeft vernoemd. De echt zwakke broeders blijken in de minderheid, precies zoals hij had verwacht. Doordat het kaf nu eindelijk voor iedereen zichtbaar van het koren is gescheiden, kunnen de sterke banken weer privé-kapitaal aantrekken. Vanaf dat moment in juni 2009 is de crisis voorbij. De Amerikaanse economie, die dan al een half jaar lang 750.000 banen per maand verbrandt, begint weer te groeien en werkgelegenheid te creëren.

Intussen wacht Europa nog steeds op een definitieve omslag, vijf jaar nadat die zich in de VS voltrok. Nog steeds dreigt hier deflatie en hebben wij onze banken niet gesaneerd. Darling en de meeste andere beslissers in het Avondland komen er bijzonder slecht van af in Stress Test. Geithner kan en wil niet begrijpen dat zij verzuimden te leren van de Amerikaanse lessen, toen de crisis in 2010 naar hier oversloeg. Hij heeft geen goed woord over voor het kortzichtige moralisme van Duitsers en Nederlanders, die met name de Grieken maandenlang publiekelijk bleven bestraffen en vernederen in plaats van te doen wat de situatie gebood: gezamenlijk ingrijpen, fors en gericht. Gevolg: dezelfde domino-effecten als in de VS, maar dan erger. Na Griekenland dreigden Portugal, Spanje en Italië onderuit te gaan, de Griekse bankencrisis leidde tot een chaotische herhaling op Cyprus. Het Europese gestuntel deed ook het Amerikaanse herstel weer deels teniet, benadrukt Geithner: hun kanker was de onze, en omgekeerd.

Het enige Nederlandse boek dat zich met Stress Test laat vergelijken, is Wellink aan het woord, geschreven door oud-NRC-journalist Roel Janssen op basis van gesprekken met de man die van 1997 tot 2011 president van De Nederlandsche Bank was. Veertien lange jaren, waarin DNB al in 2002 zijn rol als monetaire waakhond kwijtraakte aan de ECB. Alle tijd, zou je denken, om de tweede rol te versterken: die van waakhond over de Nederlandse banken. Maar Wellink zakte voor zijn eerste grote examen op dat gebied. In 2007 wilden drie banken ABN Amro overnemen en aan stukken scheuren. Wellink zag de gevaren en zocht steun voor een interventie bij het pas aangetreden kabinet-Balkenende IV. Dat had daar helemaal geen zin in; de premier wilde Wellink niet eens ontvangen voor een gesprek. In plaats van de strijd voort te zetten, bijvoorbeeld door de publiciteit te zoeken, werkte de DNB-voorman vervolgens braaf mee aan een ‘verklaring van geen bezwaar’ voor de overname van ABN Amro. Een jaar later mocht de staat niet één, maar vier financiële instellingen redden. Later volgde nog SNS, dat net als ABN Amro volledig moest worden genationaliseerd – het peperdure paardenmiddel dat de Amerikanen wisten te vermijden.

Waar Geithner uitvoerig beschrijft hoe de strijd tegen de crisis feitelijk in zijn werk ging, overheersen bij Wellink beschouwelijke verhandelingen over oorzaken en gevolgen. Verhelderend zijn die zelden. Het boek verscheen in 2011. Drie jaar na de val van Lehman kan de DNB-man nog steeds niet kiezen tussen pragmatisme en Oud Testament, zo blijkt uit de tekst. Eerst moeten die lichtzinnige Grieken hun begroting op orde brengen door ‘ambtenaren te ontslaan’ (pagina 19). Dan is het continue gepreek richting Athene van premier Rutte en minister De Jager ineens ‘een verkapte oproep tot een bankrun in Griekenland’ (pagina 25). Niet één keer noemt Wellink de talloze medewerkers die hem moeten hebben bijgestaan. Het zou komisch zijn als het niet zo embarrassing was. Geithner voert zijn assistenten op met naam en toenaam en geeft hun alle credits. Want natuurlijk is crisisbestrijding teamwerk. Het gaat om technisch complexe en politiek impopulaire maatregelen. Politici kunnen dan niet zonder technocraten met hart voor de publieke zaak. Onder twee politieke tegenpolen, de presidenten George W. Bush en Barack Obama, wisten zij talloze ingrijpende nieuwe wetten en achthonderd miljard dollar aan noodsteun door een overwegend vijandig gestemd Congres te loodsen.

Een triomf voor de democratie, stelt Geithner terecht. De vergelijking tussen Stress Test en Wellink aan het woord leert dat de Nederlandse democratie wel wat personele versterking kan gebruiken.


Medium willink aan het woord
Roel Janssen: Wellink aan het woord. De Bezige Bij, 318 blz., € 18,50

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -