Goudkoorts: Marc Faber, beleggersgoeroe | Doctor Doom en het edele metaal

Voor De Groene Amsterdammer | Publicatiedatum: woensdag 16 januari 2013

Marc Faber is een bijzonder econoom, en zag crises aankomen. Zelf belegt hij een kwart van zijn vermogen in goud. Dat lijkt slim. Maar niemand weet wat de huidige crisis gaat doen. ‘Overheden kunnen ons goud onteigenen.’

Hij draagt wel een das maar geen jasje, en onder de strop staan de bovenste knopen van zijn donkere overhemd open. Achter op zijn kalende schedel prijkt een koket paardenstaartje, en zijn gulle lach ontaardt af en toe in een rokerskuch. Marc Faber (66) oogt eerder als een toffe biker dan als de beleggersgoeroe die hij al zo’n twintig jaar is. Doctor Doom noemen zijn vooral Amerikaanse fans hem. Omdat hij zijn rijke klanten net vóór de grote beurskrach van 1987 adviseerde uit de aandelen te stappen, en om zijn achteraf correcte voorspellingen van een koersval van de dollar (2002) en van de kredietcrisis – al aan het begin van 2007. Maandag was hij even in Nederland, voor een dikbetaalde en onderhoudende presentatie tijdens een seminar van de Noorse beleggingsfirma Skagen Funds in het West-Indisch Huis aan de Amsterdamse Herenmarkt.

Behalve een goede entertainer is Faber een serieuze econoom. Hij werd geboren in Zürich en studeerde in Genève, waar hij wedstrijdskiër werd in het Zwitserse nationale skiteam en op zijn 24ste promoveerde, magna cum laude. Engels spreekt hij met een accent dat zijn moedertaal verraadt, het Schwyzerdütsch. Zijn goud bewaart hij tot op de dag van vandaag in een Zwitserse kluis. Al denkt hij erover het naar Hongkong te verhuizen. ‘Daar staat de goud­opslag midden op het vliegveld’, vertelt hij. ‘De strenge beveiliging van de luchthaven biedt een extra verdedigingslinie tegen diefstal. Heel slim.’

Faber woont en werkt al sinds 1973 in de vrijhandelsenclave van communistisch China. Eerst in dienst van zakenbanken, vanaf 1990 voor zichzelf en voor rijke klanten, als beleggingsadviseur, fondsmanager en commentator op tv, web en congressen. Zijn digitale Gloom, Boom and Doom Report wordt veel gelezen in de wereldwijde gemeenschap van gokkers en beleggers op de beurs. Faber is geen doem- of complotdenker, maar hij wantrouwt wel de pretenties van de beleidsmakers en instituten die het internationale geldstelsel beheren. Hij ziet de centrale banken met hun ongebreidelde geldschepping als de hoofdschuldigen van de periodieke zeepbellen op de financiële markten – in dotcom-aandelen in 2000, in rommel­hypotheken in 2007. Als het spannend wordt op de financiële markten, zo is Fabers vaste overtuiging, dan kiezen de monetaire autoriteiten altijd de kant van de overheden door de inflatie te laten oplopen, waardoor bergen aan staatsschuld deels vanzelf verdampen. Ten koste van de waarde van het spaargeld en de woning van Jan Modaal en zijn gezin.

Faber houdt een kwart van zijn beleggingen – voor hemzelf en voor zijn klanten – aan in goud. Dat is een hoog percentage; bij Nederlandse pensioenfondsen is dat slechts een paar procent van hun portefeuilles. Goud speelt een cruciale rol in het wereldbeeld van Faber en zijn vele aanhangers, als de ultieme financiële rugzakverdediging voor het individu. Het mag dan geen rente of dividend opleveren, mensen zijn wel gek op goud en hechten er grote waarde aan, al 5600 jaar lang. Gouden munten en sieraden kun je gemakkelijk met je meenemen en overal op aarde ruilen tegen voedsel, kleding en vervoer, of gebruiken als smeergeld voor een smokkel of ontsnapping. Geen wonder dat goud vooral in hoog aanzien staat onder de Aziaten, Afrikanen en Arabieren, die eeuwenlange ervaring hebben met roof- en schurkenstaten.

Maar goud heeft zo zijn eigen grillen, en momenteel verkeert de gemeenschap van de goldbugs – goudgekken – in lichte verwarring. Goud pleegt in waarde te stijgen in tijden van onzekerheid. Na de kredietcrisis gebeurde dat aanvankelijk ook. Binnen drie jaar steeg de goudprijs van 750 naar 1900 dollar per ounce – ruim 31 gram en de gangbare meeteenheid voor het metaal. Sindsdien blijven de centrale banken in de Verenigde Staten, Europa en nu ook Japan de rente extreem laag houden en ‘nepgeld’ pompen om de wereldeconomie weer aan de praat te krijgen. Faber kan beeldend vertellen hoe die papieren miljarden uiteindelijk hun weg zoeken in de reële economie. Eerst strekt hij zijn armen naar de hemel. ‘Centrale banken zijn helikopters die van grote hoogte geld over ons uitstrooien.’ Dan naar de grond. ‘Niemand weet wáár het zal neerslaan. Zeker is alleen dát het zal neerslaan.’ En ten slotte naar links en naar rechts. ‘Papieren dollars die bedoeld zijn als ondersteuning van de Amerikaanse economie waaien door dat raam naar binnen en dan vaak, hup, weer naar buiten, naar Vietnam of Indonesië.’

De schappen van Amerikaanse winkels liggen vol met producten uit lagelonenlanden, zo begint een van Fabers beroemdste economische metaforen. Iedere dollar overheidssteun die een Amerikaan daar besteedt, belandt in China. Koopt hij bananen of sinaasappels, dan eindigt het geld in Guatemala of Honduras. Schaft hij zich een goede auto aan, dan maakt hij de Duitsers blij. En dan volgt Fabers uitsmijter: ‘Het geld blijft alleen hier als we het uitgeven aan hoeren of aan bier, de enige twee producten die de VS nog zelf kunnen leveren. Ik doe al jaren mijn best.’

Volgens de goldbugs kan de geldstrooierij in niets anders eindigen dan in een nieuwe financiële ramp. Sommigen voorspellen hyperinflatie en ontsporende rentepercentages – tenslotte kunnen die alleen nog maar omhoog vanaf de huidige historische dieptepunten. Faber voorziet juist deflatie, een situatie waarin niemand meer spendeert of investeert waardoor de waarde van geld daalt in nominale termen. Een soort winterslaap voor de wereldeconomie die heel lang kan duren – Japan kampt al twintig jaar met deflatie. Maar welke gedaante de Apocalyps ook krijgt, hoe langer hij uitblijft, hoe geringer de neiging van beleggers om te vluchten in goud. Ook in 2013 blijven alle voorwaarden aan­wezig voor een voortzetting van de goudrally. Toch hapert die. Sinds enkele maanden stagneert de goudprijs rond de 1665 dollar per ounce.

Waarom? Marc Faber weet het ook niet meer. ‘Ik denk dat de neerwaartse correctie van de goudprijs nog wel een tijdje kan duren’, zegt hij voorzichtig. Hij was al van de partij tijdens de vorige goudrally, nu 33 jaar geleden. Binnen een jaar explodeerde goud van 222 naar 850 dollar, in januari 1980. ‘Iedereen deed mee’, herinnert hij zich. ‘Iedereen! Zelfs huisvrouwen speculeerden in goud, vooral in Azië en Australië.’ Faber was toen directeur Hongkong van Drexel Burnham Lambert, de zakenbank die groot werd én kapot ging door de junkbonds, het papiergeld voor de vijandige overnames op Wall Street in de jaren tachtig. ‘Ik had in die tijd rijke klanten uit Azië en het Midden-Oosten die het hele etmaal door handelden in fysiek goud. Binnen enkele uren kochten en verkochten zij voor twee, vijf, tien miljoen dollar.’

Destijds heerste er hyperinflatie die nog een paar jaar zou aanhouden. Toch begon de goudprijs na de piek van begin 1980 aan een langzame duikvlucht van bijna twee decennia. Dreigt goud soms zelf in een nieuwe winterslaap te belanden? ‘Geen idee’, zegt Faber eerlijk. ‘Het zou kunnen. De goudprijs is van zoveel factoren afhankelijk.’ Zeker is dat de wereld een steeds zwaarder beroep doet op een steeds schaarser ruilmiddel. In al die 5600 jaren is er niet meer dan 171.000 ton goud geproduceerd, door het hoge soortelijk gewicht net genoeg om een zwembad van twintig bij twintig meter te vullen. Goud is een bodemschat die moeilijk is te vinden en – vooral – heel moeilijk te winnen. ‘Voor iedere gram goud moet de mijnbouwer gemiddeld een ton grond stukslaan’, weet Faber. Het kan zomaar tien jaar duren voordat een nieuwe goudmijn ook daadwerkelijk gaat produceren. Tegen die tijd zijn er al miljarden geïnvesteerd – de goudmijnbouw behoort tot de hachelijkste bedrijfstakken op aarde. De olie- en gasindustrie kan nieuwe voorraden ontginnen dankzij nieuwe technieken zoals fracking. Voor de goudwinning blijven zulke innovaties voor­lopig uit.

Momenteel ligt de gemiddelde jaarlijkse behoefte aan goud – ongeveer vierduizend ton – al iets hoger dan het aanbod, en objectief gezien kan dat gat alleen maar groter worden. ‘Slechts’ 61 procent van het aanbod is daadwerkelijk nieuw gedolven goud uit de mijnen, en uit die hoek valt geen verruiming te verwachten. Recycling – het omsmelten van munten en gouden sieraden – is goed voor de andere 37 procent. Behoefte aan cash, waardoor mensen met pijn in het hart hun dierbare gouden erfstukken te koop aanbieden, kan een verklaring zijn voor de huidige stagnatie van de goudprijs. De ervaringen van Nederlandse juweliers en goudinkopers duiden daarop.

De grootste vragers (55 procent van de totale afname) zijn de liefhebbers van gouden sieraden. Die wonen vooral in India, goed voor bijna een derde van de vraag naar goud om juwelen van te maken. De vraag naar juwelen is even conjunctuurgevoelig als het aanbod uit recycling: afgelopen jaar deden de Indiërs het even wat kalmer aan. De vraag naar goud voor industriële toepassingen is al jaren stabiel op zo’n twaalf procent van het totaal. In alle computers, smartphones en elektrische auto’s zit een klein beetje goud. Ook de gezondheidszorg gebruikt goud – in medicijnen tegen reuma en voor het vullen van tanden en kiezen bijvoorbeeld.

De echte groei van de goudvraag doet zich voor bij beleggers, nu al goed voor 33 procent van de vraag. Handelden de rijke klanten van Marc Faber drie decennia geleden nog in baren of ‘broodjes’ goud, sinds ongeveer tien jaar is er een uitdijend spectrum beschikbaar aan gemakkelijk verhandelbare beleggingsproducten die zijn gekoppeld aan fysiek goud: beleggingsfondsen, goudfutures en zogenoemde ETF’s of trackers, ‘volgers’ van de goudprijs of van goudderivaten. Inderdaad: papiergoud. De echte goudgekken kopen dan ook alleen effecten waarvan de geldwaarde aantoonbaar één op één wordt ondersteund door een voorraad goud ergens in een kluis, zoals de goudcertificaten van de Zürcher Kantonal Bank.

Maar niet alleen individuen willen zich indekken tegen geldontwaarding, ook de veroorzakers daarvan: de overheden. Centrale banken zijn na 1999 uitgegroeid tot de grootste goud­slokoppen. In de ontwikkelde landen hadden zij traditioneel al grote goudvoorraden, een erfenis uit de tijd dat de waarde van hun munten was gekoppeld aan goud. Deze ‘gouden standaard’ duurde tot 1971, toen de Amerikaanse president Nixon hem afschafte. Toen begon de opmars van het papiergeld pas goed. Bijna veertig jaar lang waren de centrale bankiers per saldo verkopers van goud – wellicht een van de redenen dat de goudprijs zo lang zo laag bleef, maar al weer: niemand die het zeker weet.

Vanaf 1999 verzetten zij collectief maar geleidelijk de bakens en werden zij uiteindelijk weer netto kopers van het spul. Vooral de centrale banken van opkomende landen als China, Rusland, India en Brazilië zijn bezig met een enorme inhaalslag. Omdat zij nooit deel uitmaakten van de gouden standaard hadden zij nauwelijks goud. Door hun eigen snelle, exportgeleide groei, en de economische stagnatie in het rijke Westen, zitten ze nu op enorme bergen euro’s en dollars, met alle risico’s van dien wanneer die munten een keer onderuit gaan. Daarom zetten ze die stuwmeren aan buitenlandse valuta’s gedeeltelijk om in goud. Om een idee te geven hoe hard dat gaat: het omslagpunt kwam in 2010, toen alle centrale banken tezamen netto kopers werden van 77 ton goud. Een jaar later was dat positieve saldo al uitgedijd tot 440 ton.

Tegen zulke koopkracht kunnen zelfs honderden miljoenen Chinese en Indiase goudhamsteraars niet op. En die centrale bankiers zijn pas net begonnen. Maar dat maakt het raadsel van de stagnerende goudprijs alleen maar groter. Eén mogelijke verklaring: terwijl goud ‘verpapiert’ tot trackers en futures, krijgt steeds meer papiergeld zachtjes aan een gouden randje. Steeds populairder bij beleggers zijn bijvoorbeeld staatsleningen van ‘veilige’ landen die, net als goud, bescherming bieden tegen inflatie. Zo geven de VS zogenoemde TIPS uit, Trea­sury Inflation Protected Securities, waarvan het geleende bedrag meegroeit met de consumentenprijsindex. Door de enorme vraag naar staatsleningen hoeven overheden bijna geen rente meer te vergoeden. Het inkomen uit een tienjaars TIPS is vrijwel nul. Het lijkt warempel wel goud, maar biedt nog twee extra voordelen boven het metaal.

Eén: ver achter ons ligt de tijd van papieren obligaties die in kluizen werden bewaard en waarvan de trotse bezitter zelf de coupons moest afscheuren om de rente te innen. TIPS leiden een virtueel bestaan. Maar goud is en blijft een tastbaar goed dat moet worden opgeslagen, bewaakt en vervoerd. De kosten daarvan zitten altijd in de prijs verwerkt. Twee: goud beschermt niet tegen deflatie. Honderd dollar aan goud levert in dat scenario bij verkoop over een jaar of tien nog maar tachtig of vijftig dollar op. Obligaties bieden die dekking wel. Wie nu honderd dollar leent aan een overheid krijgt daar tien jaar later honderd dollar voor terug – plus die rente, hoe schamel ook.

Tegenover deze grensvervaging tussen goud en papiergeld staat een mogelijke machtige opdrijver van de goudprijs van het soort waar de goldbugs patent op hebben: een geheim complot van de centrale bankiers. Niet te ontkennen valt dat iedere relatie is zoekgeraakt tussen de reële economie en de nog immer uitdijende wolk virtueel geld die boven de aarde zweeft. De enige manier om die kloof van lichtjaren enigszins te overbruggen, zo denken veel goudgekken, is een gehele of gedeeltelijke terugkeer naar een gouden standaard. Zij menen steun te vinden in een pleidooi uit 2010 van de Amerikaanse bankier Robert Zoellick, destijds president van de Wereldbank. Zoellick spreekt dat overigens tegen; hij zegt zelf slechts meer aandacht te hebben willen vragen voor de groeiende rol van goud in het monetaire stelsel, door hem ‘reference point gold’ genoemd.

Echte complotdenkers blijven uiteraard doof voor zo’n correctie en vervolgen doodleuk hun eigen verhaal. Met veelbetekenende blik wijzen zij op de tweemaandelijkse bijeenkomsten van een select gezelschap van achttien centrale bankiers van over de hele wereld in het kantoor van de Bank voor Internationale Betalingen, de ‘moeder aller centrale banken’ in Basel. Van die vergaderingen, die steevast eindigen met een copieus diner, worden nooit notulen opgemaakt. Persberichten na afloop blijven eveneens uit, en de stafmedewerkers van de bankiers mogen er niet bij zijn. Informele bijeenkomsten, is het enige wat de BIB erover kwijt wil, waar bankiers uit verschillende landen elkaars nationale eigenaardigheden en beleidsproblemen beter leren begrijpen. Een internationale samenzwering, betogen de diehards, waar de centrale bankiers proberen de goudprijs op te drijven tot tien- of zelfs twintigduizend dollar per ounce. Dan hebben zij vanzelf weer genoeg ‘onderpand’ in hun kluizen liggen voor de biljoenen aan funny money die zij de laatste twintig jaar zelf hebben geschapen. Jan de Belegger zal dan wederom de klos zijn – complotdenken gaat hand in hand met masochisme.

Marc Faber hecht geen enkel geloof aan zulke theorieën. ‘Welk belang zouden die bankiers daarbij hebben? Bovendien kúnnen ze de goudprijs helemaal niet manipuleren.’ Tegelijk met de vorige goudrally maakte Faber iets dergelijks mee, toen de gebroeders Hunt alle zilver op aarde probeerden op te kopen. De twee Texaanse oliemiljardairs faalden jammerlijk en gingen eraan failliet. Wel reëel acht Faber een ander gevaar: ‘Overheden kunnen ons goud onteigenen.’ President Roosevelt deed dat in de jaren dertig, als paardenmiddel tegen de Grote Depressie. Alleen de overheid mocht nog goud bezitten, verordonneerde hij. Alle Amerikanen moesten hun goud aan de staat verkopen, tegen een vaste prijs die flink onder de marktwaarde lag. De meesten begroeven hun goud in de tuin, en zagen dat risico beloond toen het beleid weer versoepelde. ‘Nu is het niet zo eenvoudig meer om je goud te verstoppen’, zegt Marc Faber met een lachje. ‘Tegenwoordig zijn er metaal­detectoren.’ Misschien moeten de goudgekken helemaal niet wíllen dat de prijs doorstijgt naar tienduizend dollar, oppert Faber. ‘Dan zullen staten bezwijken voor de verleiding om opnieuw ons goud af te pakken.’

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -