SNS Reaal | Anything goes

Voor De Groene Amsterdammer | Publicatiedatum: woensdag 6 februari 2013

De nationalisering van SNS Reaal laat zien hoe de trein van het vrije-marktdenken doordendert, zelfs na zijn evidente ontsporen. De overheid, die ooit een innovatieve rol speelde, beperkt zich al jaren tot ingrijpen achteraf. Een Werdegang van betaalbare verzekeringen tot golfresorts in Spanje.

Hij nam in 1969 deel aan de Maagdenhuis­bezetting en zong in die tijd in rockband The Free. Na zijn studie werd hij organisatie-­adviseur, tien jaar lang, en vervolgens zakenbankier bij wat nu MeesPierson heet. Daar bleef hij bijna twee decennia, van 1981 tot 1999. Het laatste jaar als lid van de raad van bestuur, hetgeen zijn entree verklaart, eveneens in 1999, in de raad van bestuur van Fortis, destijds de moeder van MeesPierson. In 2002 had hij willen stoppen met werken, maar hij werd gevraagd als eerste man van SNS Reaal en dat leek hem ‘een leuke manier om zijn loopbaan af te sluiten’. Dat zei hij later tegen het webplatform Managers Netwerk Nederland.

Het cv van Sjoerd van Keulen kan model staan voor de Werdegang van de complete sociaal-democratische familie vanaf 1980. Van engagement tot onthechting. Van verheffing van de arbeider tot zelfverheffing. Van maakbare samenleving tot marktmechanisme. Van spaarbankboekjes en betaalbare verzekeringen voor vakbondsleden tot golfresorts in Spanje en The Wall langs de A2. Links activist ben je als je studeert; daarna volgt een carrière waarin anything goes. Of je nu werkt in de publieke sector, de private sector of het uitdijende niemandsland tussen die twee in, vorstelijke salarissen en bonussen ongeacht je prestaties spreken vanzelf. De nationalisering van SNS Reaal, ruim vijf jaar nadat de kredietcrisis zich eind 2007 begon af te tekenen, is niet het sluitstuk van die ontwikkeling. Hij laat juist zien hoe de trein van het vrije-marktdenken doordendert, ook na zijn evidente ontsporing. Zelfs in de financiële sector, die inmiddels vrij uitputtend heeft bewezen niet voor zichzelf te kunnen zorgen.

Met zijn 66 jaar is Hans Verkoren even oud als Sjoerd van Keulen. Ook zijn linkse roots heeft hij met hem gemeen: Verkoren is al lid van de Partij van de Arbeid sinds hij bij wijze van spreken kan lopen. Maar daar houden de overeenkomsten wel op. Op zijn 24ste werd Verkoren ambtenaar op Financiën. ‘Omdat ik als student ervaring had opgedaan bij banken moest ik voor mijn minister Kamervragen beantwoorden over de toekomst van Postgiro en Rijkspostspaarbank’, vertelt hij. Deze overheidsinstellingen dreigden te bezwijken aan hun eigen succes. De RPS was opgericht in 1881 om ‘het sparen onder brede lagen van de bevolking te stimuleren’, de Postcheque- en Girodienst volgde in 1918 met het eerste landelijke girale betalingssysteem in Nederland. Evidente publieke belangen die de commerciële banken weigerden te dienen. Al hun aandacht ging naar hun klanten uit het bedrijfsleven.

Rijkspostspaarbank en Postgiro hielden de handelsbanken een hinderlijk reflecterende spiegel voor. ‘De Postgiro kwam er vooral om de middenstanders tegemoet te komen’, aldus Verkoren. ‘Die wilden af van het gesjouw met baar geld.’ RPS en PCGD opereerden beide onder de vleugels van het staatsbedrijf der PTT. ‘Giraal geld was een vorm van communicatie, net als post en telefoon.’ Na de nodige kinderziektes werd het een doorslaand succes. In 1931 telde de RPS al 2,2 miljoen spaarrekeningen, en in de jaren vijftig hanteerde de Postgiro zelfs enkele jaren een ‘ledenstop’ omdat het technische apparaat, hoe efficiënt ook, niet nog meer girorekeningen aan kon.

Een tweede innovatieve reuzensprong volgde tussen 1961 en 1963, toen de Postgiro als eerste computers inzette voor de automatisering van het betalingsverkeer. Het resultaat was de salarisrekening, die het wekelijkse loonzakje vol contanten overbodig maakte. Weer hadden de commerciële banken het nakijken. ‘Zij beschouwen de consument als een hinderlijke kostenpost’, zegt Verkoren. ‘Dat was toen zo, en dat is eigenlijk altijd zo gebleven.’ Pas vanaf 1967 volgden de andere banken met hun eigen salarisrekeningen.

Maar Postgiro en RPS hadden een luxe­probleem: zij konden geen kant op met hun stuwmeren aan betaalgoeden. Als staats­bedrijven waren zij aan strenge beperkingen onderworpen, en de commerciële banken lagen dwars bij iedere poging die te versoepelen. Noodgedwongen investeerden zij in de bouw van ziekenhuizen en goedkope volkswoningen. ‘Maar daarbij ging het om leningen waarvan de rente langdurig vastlag, terwijl de vergoeding op spaarrekeningen meeschommelde met de marktrente’, aldus Verkoren. Zo ontstond een zogenoemde mismatch tussen betaalde en ontvangen rente, een doodzonde in de financiering van een bank. Na veel politieke pijn en moeite mocht de RPS uiteindelijk hypotheken gaan verkopen, waarvan de gemiddelde rentetermijnen meer in lijn lagen met de spaarrekeningen. ‘Heel conservatief, voor maximaal tachtig procent van de executiewaarde.’

Inmiddels was het linkse kabinet-Den Uyl aangetreden. Verkorens nieuwe minister Wim Duisenberg wilde meer: RPS en PCGD als de innovatieve voorhoede die de commerciële banken scherp moest houden. ‘Concurrentiebevordering’ werd expliciet onderdeel van hun missie. Het kabinet sneuvelde voordat dit voorstel wet had kunnen worden, en daarna draaide de politieke wind. ‘Onno Ruding op Financiën en Neelie Kroes op Verkeer en Waterstaat, die verantwoordelijk was voor de PTT, hebben de concurrentiebevordering weer laten vallen.’ Rijkspostspaarbank en Postcheque- en Girodienst werden samengevoegd en geprivatiseerd en daarmee gereduceerd tot een eenmalige winstbron voor de staatskas. Hans Verkoren verhuisde mee naar de bank die hij zelf had helpen vormgeven.

Nog even bleef de aldus ontstane Postbank op eigen kracht dé grote vernieuwer van de financiële dienstverlening voor de consument. Al in 1986, het jaar van de privatisering, was de Postbank met Girotel de eerste die haar klanten elektronisch liet bankieren en liet pinnen bij Shell en Albert Heijn. Drie jaar later fuseerde zij met de Nederlandse Middenstandsbank (NMB), een ander overblijfsel van vruchtbare overheidsbemoeienis met het bank- en verzekerings­wezen. Met twee Nederlanders heb je een religieus dispuut, met drie een kerkscheuring, zo wil een oud gezegde, en geen gemeenschap in de lage landen is twistzieker en eigenwijzer dan die der kleine zelfstandigen. Een kleine eeuw geleden telde Nederland een veelheid van bankjes voor middenstanders, de één nog armlastiger en slechter gerund dan de ander.

Een regeringscommissie onderzocht dit landschap. Haar diagnose luidde dat de vele MKB-bankjes elkaar kapot concurreerden. Zij boden steeds hogere spaar- en steeds lagere kredietrentes om elkaars klanten af te snoepen, met de eigen ondergang als onvermijdelijk gevolg. Te veel concurrentie: kom daar eens om in het tijdperk van de vrije markt. De overheid veegde alle bankjes in 1927 samen tot één nieuw en fatsoenlijk gekapitaliseerd geheel en nam zelf een belang van veertig procent om het vehikel op weg te helpen. Deze NMB nam een grote vlucht, onderstreept door herhaalde emissies van nieuwe aandelen waaraan de staat niet meedeed. Gevolg was dat het staatsbelang was verwaterd tot zeven procent ten tijde van de fusie met de Postbank. De bedenkers van giro en NMB waren geen staatsdirigisten, maar pragmatische faciliteerders die zich niet bij voorbaat rijk rekenden aan de uiteindelijke privatisering. Zodra hun kinderen konden lopen, trokken zij hun handen er geleidelijk vanaf.

Het zelfbewustzijn van de NMB-bankiers was navenant gegroeid, ofschoon de meer bekakte concurrenten van – toen nog – Amrobank en ABN Bank hun bedrijf smalend als ‘bruine-pakkenbank’ plachten aan te duiden. ‘De NMB’ers gedroegen zich zelf als eigenwijze middenstanders’, herinnert Verkoren zich. ‘Ze hadden echt zo’n houding van: door mijn bazen laat ik me niks vertellen. Je vroeg hooguit achteraf om vergiffenis, maar nooit vooraf om toestemming. Dat was de mentaliteit.’ Kleine kredieten aan duizenden middenstanders zijn veel lastiger te controleren dan megaleningen aan een paar honderd grote bedrijven. Iedere NMB-filiaal­directeur loste dat probleem op zijn eigen, zelden zachtzinnige wijze op. De NMB-afdeling Bijzonder Beheer, een gangbaar bancair eufemisme voor de omgang met oninbare vorderingen, had extern een afgrijselijke reputatie, maar zijn rücksichtslose aanpak paste bij de cultuur van de bank en haar dwarse klanten.

Ondernemerschap hoorde daar ook bij. NMB-bestuurder Gerrit Tammes was een van de architecten van de handel in staatsobligaties van bankroete landen in Latijns-Amerika, een big issue in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Tammes verdiende enorme bedragen voor zijn bank en zorgde er in het voorbijgaan voor dat de melaatsen van de kapitaalmarkt weer nieuwe leningen konden uitgeven. Verder was de NMB een eigen vastgoedontwikkelaar begonnen, MBO genaamd, domweg omdat haar eigen klanten behoefte hadden aan goede kantoren en winkelpanden. Na de fusie van NMB Postbank met de verzekeraar Nationale Nederlanden groeide MBO uit tot ING Vastgoed, de grootste in zijn soort in Europa. Geen haar op een NMB-hoofd peinsde erover om deze reus in commercieel vastgoed uitsluitend te financieren vanuit NMB Postbank, later ING Bank, zoals Bouwfonds Property Finance de complete SNS Bank in gijzeling mocht nemen. MBO slash ING Vastgoed had voor zijn eigen financiering te zorgen. Nationale Nederlanden investeerde wel mee, maar puur op commerciële gronden, als lange-termijnbelegger van verzekeringspremies.

Het was zelden een verheffend gezelschap, de bruine pakken van de NMB Bank. Rond 1990 liepen enkele top-NMB’ers tegen de lamp omdat zij privé hadden meegelift met lucratieve beurstransacties van hun bank. Maar zij hadden wel de wijsheid van de straat die hen behoedde voor grote stroppen. Hun eigen lompheid paste bij die van hun klanten, wier business zij kenden en begrepen. Samen met de consumentenvoorhoede van de Postbank vormden zij een bijzondere combinatie, die verloren ging na de fusie met Nationale Nederlanden tot de gezichtloze ING Groep. NMB én Postbank losten op in ING Bank – probeer maar eens te googelen op die combinatie van letters. ING Bank maakt nog steeds mooie sier met ING Direct, een wereldwijd ‘uitgerolde’ internetspaarbank, de laatste innovatie uit het oude Postbank-consumentenlaboratorium.

Sjoerd van Keulen mag dan ooit linkse oprispingen hebben gehad, 44 jaar geleden inmiddels, hij wortelt niet in de oude cultuur van het bankieren-om-de-klant, van de vakbonden die hun leden aan goede verzekeringen en spaarbankboekjes wilden helpen. Hij komt uit het zakenbankieren, uit de wereld van snelle en opportunistische handel, van bonussen krijgen omdat je risico’s neemt waarvoor je privé nooit zult hoeven opdraaien. Los van Bouwfonds Property Finance zijn SNS Bank en verzekeraar Reaal tot op de dag van vandaag prima bedrijven – het staat bijna met zoveel woorden in het besluit tot onteigening van SNS Reaal dat minister Dijsselbloem van Financiën afgelopen vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde.

Maar ook de staat heeft zich losgezongen van zijn wortels. Dijsselbloem en de zijnen moeten puinruimen nu SNS Reaal niet meer op eigen kracht kan voortbestaan. Laten we even aannemen dat er geen andere optie was dan nationalisering, zoals DNB en Financiën eendrachtig beweren. Dat minister en toezichthouder ons gezamenlijk voor erger hebben behoed. Dan nog valt niet te ontkennen dat de rol van de overheid in de financiële sector zich al ruim vier jaar beperkt tot ingrijpen achteraf, nadat de instellingen er zelf een potje van hebben gemaakt, onder het kuis afgewende oog van de politieke geheelonthouders.

Negentig jaar na de introductie van het girale betalingsverkeer, tachtig jaar na de lancering van de Nederlandse Middenstandsbank, schoven minister Wouter Bos en premier Jan Peter Balkenende de dreigende verscheuring van ABN Amro door het trio RBS, Fortis en Banco Santander als een dampende drol heen en weer, naar elkaar en vooral naar Nout Wellink, de toenmalige president van De Nederlandsche Bank die wanhopig probeerde de politiek te mobiliseren. Hun lang vergeten voorgangers hadden hem gretig aangenomen – geen bedreiging, maar een kans om iets moois te verrichten, een van de vele weeffouten te herstellen in de verre van vrije financiële markt. Zij waren bang noch huiverig voor de rol van de overheid als een van de grote jongens onder de maatschappelijke krachten, met zijn democratische legitimering als unique selling point. ‘Als de beurskoers van Philips keldert heeft dat geen onherstelbare gevolgen’, zo maakt Hans Verkoren een vergelijking. ‘Niet voor de kopers en niet voor de verkopers van scheerapparaten. Maar de koersval van een financiële instelling kan een bank run veroorzaken.’

Erg aan het SNS-debacle is niet dat er weer 3,7 miljard euro naar een bijna omgevallen bank moet. Erg is dat dat geld alleen maar erger moet voorkomen, in plaats van financiële innovaties te financieren.

Waardeer dit artikel

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -